Als ik in gesprek ga met basisschoolleerkrachten en directeuren gaat het al snel over de grote hoeveelheid aan stof die kinderen tegenwoordig tot zich moeten nemen. Het is al lang niet meer genoeg als ze goed kunnen lezen, schrijven en rekenen, en een beetje topografie kennen, tegenwoordig doen ze verkeersexamen, burgerschapsvorming, rots en water training, samenwerking, digitale vaardigheden, etc. etc.

Zeker met de achterstanden die door Corona zijn opgelopen kiezen best veel scholen ervoor zich te concentreren op de basis: zorgen dat kinderen in ieder geval kunnen lezen, schrijven en rekenen. Begrijpelijk natuurlijk, en als ik moest kiezen had ik ook liever dat mijn kind kon lezen dan dat het een rots kon zijn (zonder het belang van rots-zijn daarmee teniet te willen doen).

Maar voor mijn nieuwe initiatief was dat slecht nieuws: immers, onze missie is meer computer- en programmeeronderwijs op basisscholen krijgen. Ik ging op zoek naar een oplossing om zowel de basisvaardigheden te verstevigen als programmeer- en computational thinking oefening in het klaslokaal te brengen.

Kan je basisvaardigheden als woordenschat, spelling, topografie en rekenen samenbrengen met het maken van een computerprogramma? Als dat lukt, sla je twee vliegen in één klap: doordat kinderen zelf actief met de leerstof in de weer gaan om er een programma van te maken leren ze spelenderwijs en blijft de informatie beter hangen. Tegelijk maken ze een leuk spel om daarna nog te kunnen spelen en daarmee de stof verder te oefenen.

Voorbeeldproject 1: Galgje voor spelling en woordenschat

Wie kent het niet, Galgje! De één kiest een woord, de ander moet het raden. Elke keer als een letter verkeerd is gekozen wordt het poppetje aan de galg wat verder afgetekend. In Scratch kan je dat maken met bijvoorbeeld 6 letter woorden. Eerst laat je de klas zoveel mogelijk (moeilijke) woorden met 6 letters verzinnen. Zijn ze allemaal goed gespeld? Dan kan je gaan programmeren. Het is niet een eenvoudige opdracht om zomaar met een klas zonder Scratch kennis te doen, maar voor een klas met ervaring is het een ontzettend leuk project om te maken, én te spelen!

Voorbeeldproject 2: Breuken

Computers zijn heel goed in rekenen. Dat kan je mooi gebruiken: laat de klas eens een breukenquiz maken! Om die te maken moet je eerst het mechanisme erachter goed begrijpen, dus daar moet je eerst tijd in steken. Daarna is bouwen niet meer zo moeilijk, en eigenlijk zijn breuken daarna eenvoudig geworden, je bent immers eerst een beetje boven de stof gaan staan om het te kunnen bouwen. Mocht je toch nog wat willen oefenen dan heb je je eigen oefenmachine bij de hand!

Voorbeeldproject 3: Topografie

Samen een klik kaart maken om steden, provincies of landen te leren is leuk en leerzaam. Dit vergt wel wat voorbereiding, maar daarna is het niet heel ingewikkeld om te programmeren. Behalve dat de kinderen leren terwijl ze aan het bouwen zijn, hebben ze daarna een mooi oefenprogramma, wat zelfs in andere klassen gebruikt kan worden!

Wat dit soort projecten leuk maakt om te maken is dat leerlingen zelf extra dingen kunnen toevoegen; ze kunnen leuke figuurtjes gebruiken, geluiden of boodschappen toevoegen, een grappige achtergrond maken. Zo maken ze het geprogrammeerde echt persoonlijk, en wordt de creativiteit geprikkeld.

Als je op deze manier met programmeren in de klas omgaat, creëer je niet een win-win, maar een win-win-win situatie:

  1. je ontlast de reguliere leerkrachten door af en toe een ochtend over te laten nemen door een gespecialiseerde leerkracht
  2. Je laat de leerling op een alternatieve manier de reguliere leerstof behandelen
  3. Je leert de leerling programmeren, wat goed is voor abstract denkvermogen, leerstrategieen frustratietolerantie en creativiteit.

Categorieën: Uncategorized