Computational thinking in het curriculum
Om scholen houvast te bieden bij het vormgeven van Digitale Geletterdheid in het schooleigen curriculum heeft SLO inhoudslijnen geformuleerd in de vorm van aanbodsdoelen.
Als het gaat over computational thinking schrijft SLO hierover:

Computational thinking richt zich op de vaardigheden die essentieel zijn om problemen op te lossen waarbij veel informatie, variabelen en rekenkracht nodig zijn. Het is daarbij belangrijk om te begrijpen hoe informatie tot stand komt zodat je computersystemen kan benutten voor probleemoplossen, voor het denken in stappen en daarmee in voorwaardelijkheden voor volgorde van de benodigde gegevens. (bron: www.SLO.nl)

Dat klopt, maar dat is voor mij zeker niet de belangrijkste reden om iets met computational thinking te doen in het basisonderwijs. Mijn belangrijkste reden om computational thinking goed neer te zetten: niet omdat we kinderen moeten leren om computersystemen te benutten voor probleemoplossen, maar om zelf betere probleemoplossers te worden. Want dat helpt hen in alle facetten van het onderwijs!

Wat is computational thinking?
Computational thinking staat voor een aantal vaardigheden die we kunnen aanleren. Daardoor kunnen we problemen op zo’n manier neerzetten dat ze door een computer uitgewerkt of opgelost kunnen worden. Computers zijn van nature niet slim, dus je moet ze goed vertellen wat ze moeten doen. Doe je dat niet goed, dan krijg je rare resultaten. Er is een erg leuk filmpje op Youtube van een vader die zijn kinderen vraagt een instructie te schrijven om een boterham met pindakaas en jam te maken. Hij volgt die instructies vervolgens op alsof hij een computer is, met hilarische gevolgen.
Bekijk het filmpje met de ‘Peanut butter and jelly sandwich challenge’ hier

Computational thinking gaat over 4 vaardigheden
Om een complex probleem in kleinere, meer begrijpelijkere stappen te kunnen onderverdelen zijn verschillende vaardigheden nodig. Bij computational thinking gaat het om onderstaande vaardigheden die je, apart van elkaar, kunt ontwikkelen.

1) Deconstructie
Veel problemen lijken heel moeilijk als je ze als geheel bekijkt. Maar je kunt ze ook als een serie van veel samenhangende eenvoudigere problemen zien. Als je eenmaal de verschillende problemen hebt geïdentificeerd en hebt bedacht wat de volgorde van oplossen moet zijn, wordt het veel eenvoudiger.

2) Patroonherkenning
Computers zijn heel goed in dingen snel doen. Repeterende taken kun je daarom goed door een computer laten uitvoeren. Om dat te kunnen doen moet je eerst weten wat de handelingen zijn die je moet herhalen. Je moet het patroon vinden, zodat het toepasbaar wordt op meerdere vraagstukken.

3) Abstractie
Wat is de essentie van datgene wat je moet doen? Het onderscheiden van hoofd- en bijzaken wordt binnen computational thinking abstractie genoemd.

4: Algoritmen
De eerder genoemde ‘Peanut butter and jelly sandwich’ instructie is een voorbeeld van een algoritme. Om de boterham uit het filmpje goed te smeren moet een gedetailleerde, niet mis te verstane instructie worden ontworpen.

Computational thinking is geen doel op zich, maar een middel
Mede door bovenstaande motivatie van SLO wordt computational thinking in het onderwijs bijna altijd geassocieerd met computers en codering. Het doel zou daarom niet moeten zijn ‘een computer leren programmeren’. Er moet veel meer nadruk komen op de twee belangrijke algemene vaardigheden die door middel van computational thinking worden aangeleerd:

  • Kinderen leren abstraheren, de essentie ergens uithalen. Dit is ongelooflijk belangrijk in elke schoolcarrière. Op de basisschool bij begrijpend lezen, en later, op de middelbare school bij praktisch alle vakken. Wat is belangrijke informatie, en wat kan ik vergeten, want niet relevant?
  • Kinderen leren problemen zo aan te vliegen dat ze zelf regie kunnen nemen over de oplossing, ze leren als het ware leren. Het in een aantal stappen oplossen van een probleem, waarbij je begint het probleem in kleinere, meer behapbare problemen op te delen, en die vervolgens in duidelijke stappen op te lossen is toepasbaar op veel meer dan alleen computers programmeren.

En het mooie is: om bovenstaande vaardigheden te oefenen zijn dus helemaal geen apparaten nodig. Reden genoeg, zou ik zeggen, om computational thinking in ieder klaslokaal te laten terugkomen.
Hoe? Dat lees je in mijn volgende blog.

Categorieën: Onderwijs